Solo Programma’s


Naast onderstaande 20 soloprogramma’s kan Marcel nog een groot aantal andere programma’s presenteren, die hij als livestreaming tijdens de coronapandemie heeft gespeeld. Zie de links naar alle livestreamingsconcerten op de homepage!

1) Jazzinvloeden in de 20ste-eeuwse pianomuziek.

Dit programma – waarvan de invulling voortdurend verandert- voert Marcel Worms al vanaf 1992 uit in binnen- en buitenland. Het is een bloemlezing uit het modern-klassieke repertoire, dat in mindere of meerdere mate door de jazzmuziek beinvloed is. Naast werken van gereputeerde componisten als Strawinsky, Milhaud, Hindemith, Ives en Gershwin worden ook minder vaak gespeelde collega’s onder wie Finnissy, Nancarrow, Schulhoff, Rzewski en Antheil belicht. Daarnaast worden transcripties van soli van jazzpianisten (Bill Evans, Art Tatum en Errol Garner) uitgevoerd om zo de werken van de modern-klassieke componisten naast de originelen van hun jazz-collega’s te kunnen leggen.

2) Gershwins 100ste geboortedag.

Ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van George Gershwin in 1998 heeft Marcel Worms een geheel aan deze componist gewijd programma samengesteld. Hierin kunnen de complete Preludes (vier van de zeven werden pas onlangs gepubliceerd) beluisterd kunnen worden, een pianosolo-transscriptie van An American in Paris en/of de Rhapsody in Blue , Gershwin Arrangements van de Engelse componist Michael Finnissy, een aantal door Gershwin zelf gemaakte arrangementen van zijn Songs en een tweetal minder bekende werken van de componist. Van een aantal Gershwin Songs geeft Marcel Worms ook een eigen interpretatie.


3) Vincent van Gogh en de Muziek van zijn Tijd

Marcel Worms stelde dit programma samen op verzoek van het Van Gogh Museum in Amsterdam. Hij voerde het daar uit evenals in de Verenigde Staten naar aanleiding van twee grote Van Gogh exposities in Washington (National Gallery of Art) en Los Angeles (Los Angeles County Museum of Art).

Waarom ben ik zo weinig kunstzinnig dat ik altijd betreur dat de sculptuur, het schilderij niet leven.Waarom begrijp ik de musicus beter, waarom zie ik het bestaansrecht van zijn abstracties beter?

“Wij zijn in ’t laaste vierde part van een eeuw die eindigen zal weer met een kolossale revolutie”. Het zouden profetische woorden blijken te zijn die Vincent van Gogh in 1886 aan zijn broer Theo schreef: rond de eeuwwisseling vonden met name in de beeldende kunst en de muziek immers ingrijpende vernieuwingen plaats. Van Gogh zelf zou een hoofdrolspeler worden in de ontwikkelingen in de schilderkunst, die van de figuratieve voorstelling zouden leiden naar de abstracte weergave. In een aantal van de werken op deze cd, die alle op een of andere manier een verband hebben met het werk van de schilder, is de vernieuwende geest in de muziek rond de eeuwwissling sterk voelbaar. Het betreft voornamelijk werken uit de relatief korte periode waarin van Gogh als schilder aktief was (1881-1890). Daarnaast is voor een cyclus van korte stukken gekozen van de Nederlandse componist Fré Focke. Met dit werk uit 1951, dat in klankleur opvallend goed aansluit bij de Franse 19de-eeuwse stukken,waarmee het gecombineerd wordt, wil benadrukt worden, dat van Gogh ook lang na zijn dood nog kunstenaars wist te inspireren. Verder zijn de relaties van van Gogh met de belangrijke negentiende-eeuwse stromingen van het impressionisme, het expressionisme en het symbolisme in dit programma terug te vinden alsmede zijn liefde voor het Franse landschap. Aanleiding voor het samenstellen van dit programma vormden twee grote van Gogh tentoonstellingen in de National Gallery of Art in Washington (1998) en in het Los Angeles County Museum of Art in Los Angeles (1999).

Tijdens zijn verblijf in Parijs van Gogh kwam van Gogh in aanraking met het impressionisme. Als gevolg daarvan veranderde zijn kleurgebruik radikaal. Tegelijkertijd ontwikkelde zich ook het impressionisme als muzikale stroming. De voornaamste vertegenwoordiger daarvan was Claude Debussy. Deze vrij onbekende Nocturne is een van zijn vroegste pianocomposities, die desondanks al veel van de rijkdom aan kleuren en harmonieën van zijn later werken vertoont.

“Maar het palet van tegenwoordig is absoluut kleurig: hemelsblauw, roze, oranje, vermiljoen, hoog geel, heldergroen, helder wijnrood, violet. Maaralle kleuren opvoerende komt men opnieuw tot kalmte en harmonie. En geschiedt er iets dergelijks als met de Wagner-muziek die met een groot orkest uitgevoerd daarom niet minder intiem is.” (brief aan zijn zuster Wil)

Van Gogh heeft herhaaldelijk blijk gegeven van zijn bewondering voor de muziek van Richard Wagner. In 1888 schrijft Vincents broer Theo in een brief: “Vóór hij wegging, ging ik een paar maal een Wagnerconcert met hem horen, wij vonden het beiden zeer mooi…” Waarschijnlijk sprak de dramatische en duistere kant van Wagners muziek Vincent aan – een kant die sterk voelbaar is in het beroemde voorspel van diens opera ‘Tristan und Isolde’. In dit voorspel wordt overigens voor het eerst een akkoord gebruikt dat niet langer eenduidig te verklaren valt binnen het begrippenkader van de klassieke harmonieleer.

 

In zijn laatste levensjaren leed van Gogh aan een vorm van epilepsie die ook tot psychische problemen leidde. De late werken van Franz Liszt drukken iets uit van de angst die de schilder moet hebben gevoeld en die hij in zijn werk tot uitdrukking bracht. Een andere reden om dit sobere werk op het programma te zetten is het feit dat Liszt hier de tonaliteit, het werken met een vast tooncentrum, goeddeels loslaat. Dit is te vergelijken met het gebruik van abstracte elementen door van Gogh in diens late werk. De overeenkomst tussen de overgang van figuratieve naar abstracte schilderkunst enerzijds en de geleidelijke overgang van tonaal bepaalde naar atonale muziek is al vaak opgemerkt door musicologen en kunsthistorici. Het stuk onstond naar aanleiding van een droom die Liszt had, waarin hij de doodskist van zijn schoonzoon Wagner in een zwarte gondel over een van de kanalen van Venetië zag langsvaren.

Aan het begin van zijn carrière als schilder stond van Gogh sterk onder de invloed van de Franse landschapsschilder Millet. In de verfijnde ‘pièces pittoresques’ van Emanuel Chabrier is het Franse landschap alom tegenwoordig. Deze muziek wijst al vooruit naar het impressionisme en componisten als Debussy, Poulenc en Ravel zijn onbetwistbaar door Chabrier beïnvloed. Een opvallende overeenkomst tussen van Gogh en Chabrier is overigens het feit dat beide kunstenaars pas op latere leeftijd van hun artistieke roeping hun beroep maakten.

In deze serie korte stukken van de Nederlandse componist Fré Focke worden twintig schilderijen van van Gogh op compacte en expressieve wijze muzikaal verbeeld. De cyclus verklankt meesterwerken als ‘Iris’, ‘L’Homme à l’oreille coupée’ en ‘Champ de blé aux corbeaux’.

Tijdens zijn verblijf in Parijs in 1887 frekwenteerde Vincent samen met Theo de café’s van de Boulevard de Clichy, in het bijzonder het ‘Café du tambourin’, waar hij Agostina Segatori portretteerde: de eigenaresse van het café en waarschijnlijk gedurende korte tijd zijn minnares. In dezelfde periode werkte Erik Satie als pianist in de café’s van Montmartre. Deze twee walsen zijn, voorzover bekend, Satie’s vroegste composities. Ze zijn geschreven in 1885 en werden twee jaar later gepubliceerd.

De Franse componist Darius Milhaud bracht zijn jeugd door in de Provence, de streek in Zuid-Frankrijk waar van Gogh een groot gedeelte van zijn latere werk schilderde. Milhaud heeft bij herhaling verklaard dat de intense, felle kleuren van het mediterrane landschap zijn muzikale taal en met name het harmonische aspect daarvan diepgaand beïnvloed hebben. Zijn Suite ‘Printemps’ vormt daar een duidelijke illustratie van.

Van Gogh werd beïnvloed door het Franse impressionisme maar zijn late werk vertoont ook expressionistische elementen. De hypersensitieve, nerveuze en zeer persoonlijk atmosfeer van het expressionisme is ook aanwezig in de muziek van de Russische componist Alexander Skrjabin. Skrjabin was een aanhanger van de theosofie en zijn muziek drukt een sterk religieus gevoel uit. Wellicht hangt van Goghs expressionistische kant samen met zijn achtergrond als theologiestudent en predikant. Skrjabin wordt ook beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordiger van het symbolisme in de muziek. Hoewel het esoterische element dat deze stroming karakteriseert in van Goghs werk minder prominent aanwezig is dan in dat van zijn tijdgenoten als Odilon Redon kunnen veel details in zijn late werken symbolistisch geïnterpreteerd worden. In het werk van beide kunstenaars spelen ook de zon en het licht als symbool van het hogere en het goddelijke een voorname rol. Skrjabin had een zeer exact idee over de relatie tussen klanken en kleuren in muziek. Van Gogh begon ooit met pianolessen. Zijn leraar staakte zijn lessen echter : hij meende dat van Gogh gestoord was omdat deze relaties ontdekte tussen muzieknoten en kleuren…


4) Mondriaan en de Muziek van zijn Tijd

Dit programma – samengesteld naar aanleiding van de 50ste sterfdag van de schilder Piet Mondriaan- is gewijd aan de relatie tussen Mondriaan en de muziek van zijn tijd. Het is bekend, dat Mondriaan een groot jazz-en dansliefhebber was en in de jazzmuziek elementen bespeurde, die in zijn utopische toekomstverwachting pasten. Mondriaan bepleitte een synthese van jazz en een nieuwe klassieke stijl. Op het programma staan dan ook verschillende werken, die zich op het grensvlak bevinden van de jazz en het modern-klassieke idioom. Daarnaast wordt ook een aantal originele jazzwerken uitgevoerd, een aantal werken, die anderszins een relatie met Mondriaan vertonen en werken van de Nederlandse componisten Willem Breuker, Theo Loevendie en David Little, die speciaal voor dit programma geschreven zijn.

De rage van de Ragtime, die in het begin van deze eeuw in Europa heerste, heeft ook Mondriaan niet onberoerd gelaten. Hij zal op deze muziek zeker gedanst hebben op de dansfeesten in het vermaarde kunstenaarscafé Hamdorf in het Nederlandse dorpje Laren, waar hij enige jaren gewoond en gewerkt heeft. Het bijzondere van de concert rag ‘In Dahomey’ van de Australische componist Percy Grainger (die later Amerikaans staatsburger werd) is dat het waarschijnlijk het oudste voorbeeld is van een werk waarin een klassiek componist de jazz als inspiratiebron heeft gebruikt. In dit geval was die bron o.a. een jazz fox-trot van Arthur Pryor uit 1899 (A Coon Band Contest). Verder is Grainger beinvloed door een Negro Musical Comedy uit 1903 (In Dahomey) en een tentoonstelling in Londen in 1909 waarin een reconstructie was te zien van een dorpje in de (toentertijd) Franse kolonie Dahomey.
Alexandre Tansman – Sonatine Transatlantique -De Poolse componist Alexandre Tansman woonde in de twintiger jaren in Parijs. Evenals Mondriaan raakte hij in de ban van de jazzmuziek. De Sonatine transatlantique is daar een resultaat van. De Sonatine bevat twee van Mondriaans favoriete dansen: de Foxtrot en de Charleston. In 1920 gaf hij één van zijn abstracte schilderijen de titel ‘Foxtrot’ en hij roemde de manier, waarop Josephine Baker de Charleston danste.

In dit korte werk probeert Theo Loevendie, één van de meest vooraanstaand Nederlandse componisten, met een minimum aan muzikaal materiaal een maximaal effect te bereiken. Mondriaan streefde dit ideaal in zijn abstracte werk eveneens na en het is dan ook het abstracte werk van de schilder, dat de componist tot het stuk geinspireerd heeft. Opvallend zijn de steeds terugkerende harmoniën en de overwegend zeer zachte dynamiek. Kleine veranderingen in ritmiek, dynamiek en harmonie hebben daardoor al een sterk effect.

De muziek van George Antheil vertoont verwantschap met die van de Italiaanse futuristen. Mondriaan heeft de muziek van de Italiaanse futuristische componisten in 1921 in Parijs gehoord en kende hen een groot belang voor de toekomst toe. Antheil (die Mondriaan ook heeft ontmoet) is enige tijd lid geweest van de Stijl, de beweging, waar Mondriaan een van de hoofdfiguren van was. De Jazz Sonata -waarvan de première voor een groot schandaal zorgde- is een kort eendelig werk en geeft een goed beeld van de machinale stijl van de componist.

De componiste Sumire Nukina (Nederlandse moeder en Japanse vader) was aanvankelijk werkzaam als improviserend musicus. Zij studeerde compositie aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam bij Nico Langenhuijsen, Misha Mengelberg en Daan Manneke. Onlangs werd tijdens de Mondriaantentoonstelling in het Gemeentemuseum in den Haag een avondvullend programma met werk van haar uitgevoerd . In haar Boomserie is het proces van geleidelijke abstractie in Mondriaans weergave van een boom muzikaal verbeeld. Van Boom I, de haastige schets van een kale boom, bewogen door de wind, voert het werk ons naar de ingehouden dramatische Rode Boom. Bij de Blauwe Boom wordt de sfeer minder dramatisch en het ritme hoekiger en duidelijker. Boom II roept een sfeer van bevroren beweging op. In dit deel ligt de voorbereiding voor de kubistische bomen maar nog is de beweging vloeiend. De laatste twee, kubistisch geschilderde bomen ademen een opgetogen sfeer uit: de bomen zijn als zodanig niet meer herkenbaar, maar beweging en kleuren duiden op bloeiende takken en lente.

Karakteristiek voor dit werk is het belang van de spanningsgraad en de expressieve kwaliteit van de enkele tonen. Deze grootheden zou men kunnen vergelijken met het belang van een enkele lijn, vlak of kleur bij Mondriaan. Webern begon als laat-romantisch componist en zijn ontwikkeling naar een sobere, atonale stijl zou men kunnen vergelijken met die van Mondriaan van figuratief naar abstract. Erwin Schulhoff – Suite dansante en Jazz De Tsjechische componist Erwin Schulhoff was één van de eerste componisten in Midden-Europa, die jazz in zijn muziek verwerkte. Schulhoff had een levendige belangstelling voor beeldsende kunst en had in dat verband, evenals Mondriaan, contacten met het Bauhaus. In zijn Suite dansante en Jazz gebruikt Schulhoff dansvormen als de Fox-Trot en de Tango -beiden geliefde dansen van Mondriaan.

Strawinsky’s Tango is niet een Tango, maar dè Tango. Strawinky’s neiging om het algemene van een muziekvorm te benadrukken en het banale of toevallige element uit te sluiten vertoont een gelijkenis met Mondriaans zoeken naar abstractie. Zoals Strawinsky de Tango – nog een favoriete dans van Mondriaan- probeert te componeren, zo zoekt Mondriaan naar een weergave van de boom.

Mondriaan was een liefhebber van de Boogie-Woogie. In schilderijen als de Broadway Boogie-Woogie kan ook iets van dat ostinato-ritme waargenomen worden. Mondriaan beschouwde de Boogie-Woogie als ‘muziek bevrijd van vorm en melodie’, al was de Boogie-Woogie stijl wel degelijk aan een vorm gebonden. Pianist Jimmy Yancey heeft een sobere evenwichtige stijl en onderscheidt zich daarmee van de meer virtuoze en op effect gerichte stijl van veel van zijn collega-Boogie-Woogie-pianisten zoals Meade Lux Lewis.

De Boogie-Woogie Etude van pianist, componist en dirigent Morton Gould dateert uit 1943 en is daarmee twee jaar jonger dan Mondriaans Broadway Boogie-Woogie. Het ritme van dit schilderij lijkt zijn muzikale equivalent te vinden in dit werk van Gould.

Componist Alexander Scriabin en Mondriaan waren beiden overtuigd theosoof- Zij zoeken beiden naar nieuwe vormen om een utopisch ideaal uit te drukken. In Scriabins muziek hoort men het streven zich van zwaartekracht en materie te bevrijden en tot een diepe sprituele concentratie te komen – een sfeer, die Mondriaans abstracte schilderijen eveneens uitademen.

Het centrale thema in Willem Breukers Underberg -op verzoek van en voor Marcel Worms gecomponeerd is de rechtlijnigheid, de bezetenheid van een idee, die zo kenmerkend voor Mondriaan waren. Een bezeten toccata wordt gevolgd door een bluesy middendeel, dat Mondriaans hoekige dansbewegingen uitbeeldt. De finale is wederom een weergave van de onverzettelijke persoonlijkheid van de schilder. De titel van het werk verwijst naar de gelijknamige kruidenlikeur: tijdens een telefoongesprek met ondergetekende viel des componisten oog op een dergelijk flesje, waarop een zwart danspaar zichtbaar was – wellicht dansten zij de Mondriaan zo dierbare Charleston.

Mondriaans periode in Parijs en zijn fascinatie voor de verkeersdrukte van New-York (te zien in zijn Amerikaanse schilderijen) vormen de reden om Gershwins An American in Paris te programmeren, waarin de componist zijn indrukken van Parijs en het verkeer aldaar (inclusief toeterende taxi’s) weergeeft.

 


5) Jean Wiéner – Works for piano

‘Si je n’ai pas écrit plus de musique, c’est parce que je savais que je n’écrirai jamais les Brandebourgeois ou les Noces, les concerti de Mozart ou ceux de Ravel. Cependant, à moins d’être un raisin de Corinthe, on finit par dire tout de même quelque chose’

Nog voor de Eerste Wereldoorlog ontdekt hij de Amerikaanse populaire muziek: de Cakewalk, de One-Step en de Ragtime. Na de wapenstilstand van 1918 ontstaat in Frankrijk een groot aantal nieuwe stromingen in de kunst naast nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen: de Dada (Piacabia), het Surrealisme (Breton, Desnos, Aragon) en de Art Déco; het vliegtuig en de auto als symbolen van het modernisme. De ‘Groupe des Six’, met componisten als Milhaud, Poulenc en Honneger, is de belangrijkste vertegenwoordiger van de nieuwe muziek.

Wiéner verdient zijn geld met de verkoop van piano’s en werkt intensief aan zijn eerste composities. In 1920 geeft hij zijn eerste openbare concert als begeleider van de zangeres Jeanne Bathori. Wanneer Darius Milhaud en Jean Cocteau in 1920 uit Londen terugkomen, waar de première (in de ballet-uitvoering) van Milhauds ‘Le Boeuf sur le Toît’ heeft plaatsgehad, vertellen zij enthousiast over de Amerikaanse jazz die zij in Londen hebben gehoord. Samen met Wiéner richten zij op 21 december 1920 de eerste jazzclub in Parijs op, de bar Gaya in de rue Duphot. ‘Tout Paris’, gemobiliseerd door Cocteau, vertoont zich daar: Picasso, Ravel, Gide, Allégret, Mistinguett, Satie, René Clair. Een jaar later, in december 1921, wordt deze club voortgezet in de rue Boissy d’Anglas en omgedoopt in ‘le Boeuf sur le Toît’.

Wiéner interesseert zich voor alle muziekstijlen en -ontwikkelingen van de jaren ’20. Hij besteedt zijn geld aan het organiseren van ‘Concerts Salade’, muzikale cocktails waarin ook de jazz een plaats vindt. Op 6 december 1921 vindt het eerste ‘Concert Wiéner’ plaats in de Salle des Agriculteurs. Het programma bestaat uit 3 delen: eerst een optreden van Billy Arnold’s American Novelty Band, gevolgd door de pianola-uitvoering van de ‘Sacre du Printemps’ met Strawinsky zelf als operateur achter de pianola; als derde de ‘Sonate pour piano et instruments à vents’ van Milhaud. Een week later volgt de première van ‘Pierrot Lunaire’ van Schönberg in de Franse versie. Tot 1931 zullen er Concerts Wiéner plaatsvinden.

Wiéner heeft het Franse publiek met zijn Concerts Wiéner ('Style Salade') iets totaal nieuws gebracht; tegelijkertijd laten deze manifestaties ook de muzikale voorkeuren van Wiéner zelf zien. Men heeft hem wel een bepaalde vooringenomenheid en eigenzinnigheid verweten, maar in de Concerts Wiéner vinden we juist zijn persoonlijkheid terug: zijn overtuiging, dat in alle muziekgenres iets te vinden is dat een plaats in de concertzaal verdient, of het nu de jazz is of de zingende zaag, een zangeres uit het café-concert, de pianola of een blueszangeres. Wiéner aarzelt niet om die muziek te combineren met een fameus strijkkwartet, een dirigent van naam of een beroemde zangeres. Daarbij blijft hij zelf bescheiden op de achtergrond of is vaak zelf niet eens tijdens de door hem georganiseerde concerten aanwezig. Wiéner viel daarmee, merkwaardig genoeg, buiten de wereld van mondain publiek, mondaine muziek en mondaine componisten: hij was alleen de organisator, de promotor.

Wiéner liet het Franse publiek bovendien kennismaken met de nieuwste eigentijdse muziek uit Frankrijk en het buitenland: nieuwe composities van Satie, Auric, Poulenc, Sauguet, Milhaud, naast die van Strawinsky (Pulcinella, l'Histoire du Soldat, Mavra, het Octuor). Met de première van 'Pierrot Lunaire' in de Franse versie plaatste hij Schönberg op de plek die deze verdiende. Schönberg was op dat moment de minst bekende van de componisten uit Centraal Europa, waarvan Berg en Webern ook nog maar sinds kort (na de eerste Wereldoorlog) tot het Westeuropese podium waren doorgedrongen. Daarnaast bracht Wiéner ook een bijzondere programmering van klassieke muziek: onbekende werken van de grote meesters, zoals de 'Pièces pour piano et percussion' van Beethoven, de strijkkwartetten van Rossini, Gounod en Verdi, liederen van Bizet.

Als geen ander voelde Wiéner zich verbonden met de muziek van de Noordamerikaanse neger. In de bar Gaya speelde hij vanaf 1920 samen met de zwarte banjoïst en saxofonist Vance Lowry. Hij raakte vertrouwd met de gesyncopeerde muziek en verwerkte die in zijn composities, zoals de 'Sonatine syncopée' en het 'Concerto Franco-Américain': in zijn 'Trois Blues Chantés' worden, quasi-geïmproviseerd en zonder tekst, instrumenten uit de jazzband geïmiteerd.

In 1926 vormt hij samen met de Belgische pianist Clément Doucet het pianoduo Wiéner & Doucet, dat tot 1939 over de gehele wereld zal optreden, tot in Rusland en de USA. Daarmee is hij meer bekend geworden als vedette aan de piano dan als componist. Wiéner & Doucet begeleidden sterren als Maurice Chevalier en Mireille: het duo heeft meer dan 2000 maal opgetereden en een groot aantal plaatopnamen gemaakt.

De filmindustrie ontdekt Wiéner als ideale componist. Zelf zegt hij daarover: 'Quel frisson, de pouvoir écrire dans un même oeuvre un Te Deum et un cha-cha-cha!'. Het thema uit 'Touchez-pas au grisbi' (1953) wordt een wereldhit, geinterpreteerd door Harry James, Larry Adler en vele anderen. In de jaren 1950-1960 treedt hij meer dan 200 maal op in het programma 'Histoire sans paroles', een TV-periodiek van Solange Peter waarin Wiéner stomme films begeleidt.

Jean Wiéner probeerde de grenzen te slechten tussen de serieuze en de lichte muziek. Zijn belangstelling strekte zich uit van de eindeloze mogelijkheden van het contrapunt en de fuga's van Bach, via zijn fascinatie voor de mogelijkheden van improvisatie tot de vernieuwingen van de componisten van de 'Groupe des Six' en van de Tweede Weense School. Ook in zijn latere leven bleef hij de ontwikkelingen in de muziek volgen: hij was bevriend met Luciano Berio en Henri Dutilleux, maar waardeerde ook de muziek van Pink Floyd. Non-conformisme was zijn credo, zoals in zijn Sonate voor piano, waarin Mozart en Chopin ten tonele worden gevoerd, naast een fuga en Franse salonmuziek. Klassieke en eigentijdse vormen naast elkaar, met humor gemengd en altijd volgens strict muzikale criteria.

In zijn latere composities is vooral zijn ervaring met de gesyncopeerde muziek en de film- en theatermuziek ('toegepaste muziek') terug te vinden. Het Concert voor accordeon en orkest (1949) en de Sonate voor cello en piano (1968) zijn daar voorbeelden van: soepele muziek die toch nooit glad wordt, eenvoud zonder gemakkelijkheid, zorgeloos maar niet achteloos, intiem maar nooit triviaal.

Wiéner schreef meer dan 300 filmscores, 200 stukken 'incidental music' (voor het theater, documentaires en dergelijke) en 800 kleinere composities (inclusief populaire songs, het merendeel onuitgegeven).

'1910-1970, soizante ans d'amitié! C'est rare! Mais avec Jean Wiéner c'est facile, car il est bon, il est fidèle, il est dévoué et il est aussi un merveilleux musicien' (Darius Milhaud).

Wim de Vries

 


6) Francis Poulenc – 100ste geboortedag

In 1999 was het 100 jaar geleden dat de Franse componist Francis Poulenc geboren werd. Reden voor Marcel Worms een programma samenstellen met uitsluitend werken van Poulenc voor pianosolo.’
De piano is voor Poulenc, zelf begenadigd pianist, altijd een belangrijk instrument geweest. Toch zijn Poulencs pianowerken opvallend weinig te horen op de podia. De componist stond zelf altijd zeer kritisch (te kritisch….) tegenover zijn pianistisch oeuvre. Slechts weinige werken konden in zijn ogen genade vinden: de Improvisaties en de Suite in C. Deze stukken zullen dan ook niet ontbreken op dit programma, dat probeert een representatief beeld te geven van een oeuvre waarin alle karakteristieken en stijlontwikkelingen hoorbaar zullen zijn.

6a)Francis Poulenc et ses amis

Erik Satie (1866 – 1925)

-Prélude de la porte héroïque du ciel (1894) 

Emmanuel Chabrier (1841 – 1894)

Uit Dix pièces pittoresques (1881)  

-Idylle

Francis Poulenc (1899 – 1963)

Uit ‘Le Bal masqué’ (1952)

-Caprice  

Darius Milhaud (1892 – 1974)

Uit Saudades do Brazil (1920)  

Tijuca  

Copacabana  

Francis Poulenc

Improvisations (compleet, 1932 – 1958) 

-nr.1 in b kl.t.: Presto ritmico

-nr.2 in As gr.t.: Assez animé

-nr.3 in b kl.t.: Presto très sec

-nr.4 in As gr.t.: Presto con fuoco

-nr.5 in a kl.t.: Modéré mais sans lenteur

-nr.6 in Bes gr.t.: A toute vitesse 

-nr.7 in C gr.t.: Modéré sans lenteur

-nr.8 in  a kl.t.: Presto

Francis Poulenc  

Mélancolie (1940)  

Jean Wiéner (1896 – 1982)

Sonate (1925)  

-Très ouvert et tout à fait en mesure

-Calme

-Très brillant, sans nervosité

Francis Poulenc

Improvisations (vervolg)  

-nr.9 in D gr.t.: Presto possible

-nr.10 in F gr.t.: Modéré sans traîner

-nr.11 in g kl.t.: Assez animé

-nr.12 in Bes gr.t.: Hommage à Schubert (Mouvement de

 Valse à 1 temps)

-nr.13 in a kl.t.: Allegretto commodo

-nr.14 in Des gr.t.: Allegretto

-nr.15 in c kl.t.: Hommage à Edith Piaf: Très vite

 

TOELICHTING

Erik Satie – Prélude de la porte héroique du ciel 

De Prélude de la porte héroïque du ciel (1894), net als de Messe des pauvres een product van Satie’s Rozenkruisersperiode, was bedoeld als muzikaal voorspel voor een toneelstuk van de occultistische schrijver Jules Bois. Satie hield erg van deze Prelude en droeg hem daarom aan zichzelf op. Het is een nogal statisch werk dat vooral een sfeer oproept zonder het daarop volgende drama te willen illustreren. Satie beschreef het als ‘een kleine Prelude (…) geweven als een geluidstapijt, vol mystieke zoetheid, extatische vreugde en intieme goedheid’

Emanuel Chabrier – Idylle

Chabrier kreeg op jonge leeftijd vioolles en studeerde later piano, harmonieleer en compositie aan het Conservatorium van Parijs. Maar vanaf 1858 studeerde Chabrier  ook rechten en in 1861 trad hij in dienst bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in Parijs. Componeren deed hij intussen in zijn vrije tijd als een begaafd amateur. Een keerpunt kwam voor hem in 1879 toen hij in München een uitvoering bijwoonde van Tristan und Isolde van Richard Wagner. Het werk maakte zo’n indruk op hem dat hij besloot zijn baan bij het ministerie op te geven en zich voortaan geheel op het componeren toe te leggen. In 1881 ontstonden zijn tien Pièces pittoresques, een serie pianostukjes met de spontaniteit van de liefhebber maar ook met de verfijning van de vakman. De onopgesmukte eenvoud van Chabriers werk en het ontbreken van al te groot romantisch pathos spraken tot de verbeelding van Francis Poulenc, die een biografie aan Chabrier wijdde waarin hij zijn bewondering uitsprak voor de Pièces pittoresques en met name voor Idylle.

Darius Milhaud – Saudades do Brazil

In 1917 vertrok Milhaud naar Brazilië waar hij in Rio de Janeiro als assistent was aangesteld van de schrijver Paul Claudel, die als consul voor Frankrijk werkzaam was. Milhaud werd daar geboeid door de Braziliaanse volksmuziek en dat resulteerde in de Saudades do Brazil. De pittig gekruide klanken van die volksmuziek vertaalde Milhaud in het gelijktijdig gebruik van akkoorden uit verschillende toonsoorten. Deze bitonaliteit geeft de muziek van Milhaud een karakteristieke, schurende en exotische klankkleur. Elk deeltje is gebaseerd op een tango- of samba-ritme en draagt als titel een wijk van Rio de Janeiro. En wat saudade – dat onbestemde verlangen naar iets dat je niet verwoorden kan – precies is, moet maar uit de muziek blijken.

Francis Poulenc – Caprice 

De herkenbare stijl van Poulenc is toegankelijk, meestal licht van toon en ook in ernstiger werken lucide en transparant, niet zelden ironisch of humoristisch, verrassend qua akkoordgebruik en desgewenst gebruik makend van elementen uit de populaire muziek. Dat laatste is al te horen in Poulencs vroege werken uit de tijd dat hij deel uitmaakte van de fameuze Groupe des Six. Deze groep van zes vrienden had een antiromantische esthetiek, die ook plaats bood aan klanken uit cabaret, circus, music-hall en vaudeville en uit het dagelijks leven.  

Le Bal masqué (1952) is een profane cantate op een tekst van de dichter Max Jacob van wiens surrealistische gedichten Poulenc een groot liefhebber was. Van de zes delen klinkt hier het Caprice in een bewerking van de componist zelf.

Francis Poulenc – Improvisations

Poulencs 15 Improvisations beslaan een aanzienlijk deel van Poulenc creatieve leven en wel de periode van 1932 tot 1958. Er is geen noot van geïmproviseerd maar de titel gaf Poulenc wel de mogelijkheid om zonder vast vormschema te componeren wat het spontane, quasi-geïmproviseerde karakter van de stukken ten goede komt. Poulenc verstond de kunst van het bewonderen, getuige de hommages aan Schubert en aan Edith Piaf. Dat deze namen naast elkaar in één werk voorkomen, geeft al aan dat er in de liederen van Poulenc eigenlijk geen grens meer bestaat tussen mélodie en chanson. De chansons van Piaf konden hem evenzeer bekoren als de liederen van Schubert. De componist was met name kritisch op zijn oeuvre voor piano maar beschouwde zijn Improvisations, naast nog een handjevol werken, als geslaagd.

Francis Poulenc – Mélancolie

Poulenc was een uitstekend pianist en de pianowerken  vloeiden in vlot tempo uit zijn pen. Dat gemak werkt soms tegen hem: het gemak en de spontaniteit gaan dan ten koste van de expressie en diepgang. Maar in Mélancholie uit 1940 toont Poulenc juist een diepe emotionele zeggingskracht, die hij zelden in die mate in zijn pianomuziek heeft geëvenaard. Deze neo-romantische pastorale (in zijn hart was en bleef Poulenc een romanticus) is Poulencs langste werk voor piano solo. 

Jean Wiéner – Sonate

Jean Wiéner was een kleurrijke persoonlijkheid, die naast zijn activiteiten als componist en pianist ook als concertorganisator aan de weg timmerde. Op zijn fameuze Concerts Wiéner ging menig werk van Satie en van leden van de Groupe des Six in première. Na hun wekelijkse gezamenlijke maaltijd op de zaterdagavond gingen les Six steevast naar de Parijse Bar Gaya waar Jean Wiéner op de piano jazzimprovisaties ten beste gaf. Die jazzmuziek werkt ook duidelijk door in Wiéners werk waarin ook zijn liefde voor het Franse chanson en het cabaret, maar evengoed  zijn bewondering voor Bach, Mozart en Chopin hoorbaar is. Wiéner is daarmee een cross-over componist avant la lettre en zijn muzikale idioom is treffend wel als style salade gekarakteriseerd. In deze eclectische Sonate strijden de Bacchiaanse neoklassieke passages, de jazzy harmonieën en ritmes, en de echo’s van music-hall, circus en cabaret om de voorrang.  

 7) ‘Picasso – Artist of the century”

Op verzoek van de Kunsthal Rotterdam stelde Marcel Worms ter gelegenheid van de grote Picasso tentoonstelling in 1999 een programma samen met werken die een relatie hebben met Picasso. Dit programma is uitgekomen op het label VIA RECORDS. Voor het repertoire: zie de discografie pagina.

8) Federico Mompou – Musica Callada

In 2002 was het 15 jaar geleden dat de Catalaanse componist Federico Mompou op de gezegende leeftijd van 94 jaar overleed.
Eigenlijk heeft de tijdloze muziek van Mompou geen kroonjaar nodig om gespeeld te worden. Het grootste deel van Mompou’s oeuvre bestaat uit pianomuziek en deze is volstrekt uniek. De werken zijn simpel en doorzichtig van structuur, hoorbaar intuïtief en niet volgens een systeem gecomponeerd en doortrokken van een Spaanse, strenge mystiek.
Het ‘magnum opus’ van Mompou is ongetwijfgeld de ‘Musica Callada’, gecomponeerd in 4 fasen, tussen 1959 en 1967. Deze zelden gespeelde cyclus bestaat uit 28 miniaturen met een volstrekt eigen karakter. In deze ‘muziek van de stilte’ zijn klank en stilte gelijkwaardige elementen, die elkaar volmaakt aanvullen. De muziek is overwegend meditatief, verstild en sober, maar tevens warm en intiem.
Mompou is een soort diamantslijper, die zijn hele leven aan de dezelfde diamant heeft geslepen om deze steeds fraaier te maken. Hij is te vergelijken met de schilder Giorgio Morandi, die ook zijn hele leven dezelfde objecten schilderde en de essentie daarvan steeds nauwkeuriger probeerde uit te beelden. Muzikaal bestaat er duidelijke verwantschap met componisten als Satie, Debussy en Janácek.
Het werk zou met haar duidelijke religieus-mystieke inslag ook als een Spaanse variant op de ’20 Regards’ van Messiaen beschouwd kunnen worden. Misschien is de voornaamste reden dat het stuk zo zelden te beluisteren is, het feit, dat het absoluut geen ‘klavierleeuwenmuziek’ is. Essentieel zijn daarentegen de rijkdom aan klankkleuren en nuances, de spanningsopbouw en de subtiele timing.
In 2007 heeft Marcel Worms weer een aantal concerten met muziek van Mompou gegeven in het kader van diens 20ste sterfdag. Naast de cyclus ‘Musica Callada’ voor piano was kamermuziek te horen door een ensemble bestaande uit Irene Maessen (sopraan), Marijke van Kooten (viool), Larissa Groeneveld (cello) en Martin Kaay (gitaar).

9) Tango’s voor piano

In dit programma zijn Tango’s voor piano te horen uit Zuid-Amerika en Tango’s , die Europese componisten schreven nadat de Tangomuziek aan het begin van de twintigste eeuw Europa bereikt had. De piano is vrijwel vanaf het begin een voornaam instrument in het Tango-ensemble geweest en vele grootheden uit de Tango-geschiedenis, zoals Osvaldo Pugliese en Horacio Salgan waren, behalve orkestleider, ook pianist. Marcel Worms voerde dit programma al uit in Nederland, China en Argentinië


10) Componisten en hun volksmuziek

Wij leven in een tijd, waarin grenzen vervagen. Dankzij de zegeningen van verhoogde mobiliteit en internet is communicatie makkelijker dan ooit. Naast de positieve kanten daarvan is er ook een keerzijde: culturele identiteit en diversiteit gaat verloren.
Een aspect van deze globalisering is, dat in muziek veelal de culturele en geografische achtergrond van de componist niet meer duidelijk te horen is. In het verleden is dat anders geweest. Vele componisten verwerkten de traditionele muziek uit hun cultuur, hun land of streek in hun composities. Beethoven, Haydn en Mozart gebruikten populaire dansen uit de volksmuziek, Chopin drukte in de Mazurka zijn heimwee naar Polen uit, voor Liszt was de Hongaarse zigeunermuziek een inspiratiebron en Bártok reisde Oost-Europa door met een primitief opnameapparaat om zo veel mogelijk authentieke volksmuziek te registreren, die hij vervolgens royaal in zijn oeuvre gebruikte.

Voor dit programma is gekozen voor muziek van vier Europese componisten, die elk één van de vier windstreken vertegenwoordiger: Franz Schubert (west), Leos Janácek (oost), Edvard Grieg (noord) en Federico Mompou (zuid).

11) Joodse componisten in en rond de Tweede Wereldoorlog

De periode in en rond de Tweede Wereldoorlog heeft joodse componisten zonder uitzondering zwaar getroffen. In het beste geval konden zij onderduiken of overleefden zij het concentratiekamp. Velen waren echter minder gelukkig en werden niet alleen als persoon maar ook als componist vermoord. Veel van hun muziek is gelukkig bewaard gebleven en de laatste tijd is er een toenemende belangstelling voor hun werk te constateren.
In dit programma wordt werk uitgevoerd van joodse componisten, die kort voor en in de Tweede Wereldoorlog actief waren. Een aantal werken is tijdens het verblijf van de componist in het kamp geschreven. Sommige werken dragen hoorbaar het stempel van de situatie waarin zij gecomponeerd zijn, maar opvallend genoeg is dikwijls ook een lichtere, haast optimistische toon overheersend. Het vermogen van kunstenaars om onder zulke omstandigheden hun geestkracht te behouden is verbazend en hoopgevend.

Op het programma staat o.a. werk van Leo Smit (Deux hommages, Suite), Nico Richter (de compacte en vooruitstrevende sonatine uit 1935), Viktor Ullmann (tweede Pianosonate), Gideon Klein (de pianosonate, die associaties oproept met de veel bekendere pianosonate van Alban Berg), Erwin Schulhoff ( de swingende ‘Suite dansante en jazz’) en Karel Berman ( de aangrijpende Terezinsuite).

12) Spaans programma ‘featuring’ Mompou en Nin-Culmell

Bij Spaanse pianomuziek uit de eerste helft van de twintigste eeuw wordt meestal in eerste instantie gedacht aan componisten als Albeniz, de Falla, Granados en Turina. Opvallend genoeg hebben twee Spaanse componisten, voor wiens muziek ik een speciale voorliefde heb, nooit eenzelfde bekendheid gekregen: Federico Mompou (1893 – 1987) en Joaquin Nin-Culmell (1908 -2004). Met de muziek van Federico Mompou houdt Marcel Worms zich al vele jaren bezig en in het bijzonder in 2007, de twinstigste verjaardag van Mompou’s sterfdag.
Mompou’s muziek spreekt een haast magische taal, waarmee met een minimum aan middelen een bijzondere, mystieke wereld wordt opgeroepen. Catalaanse volksmuziek, klokgelui en religieuze elementen spelen daarin een prominente rol.
De componist Joaquin Nin-Culmell was een goede vriend van Mompou. Zijn vader was de Cubaanse componist Joaquin Nin, zijn Spaanse moeder was zangeres. Nin-Culmell leidde een kosmopolitisch bestaan en woonde o.a. in Spanje, Frankrijk en in de Verenigde Staten. Zijn muziek is aardser en heftiger dan die van Mompou. Spaanse en Cubaanse volksmuziek zijn vrijwel altijd duidelijk aanwezig. Zijn vier bundels Tonadas geven met canciones en bailes, liederen en dansen, een kaleidoskopisch beeld van de verschillende regionen van Spanje, een soort alternatieve Iberia, minder virtuoos, maar ruiger en primitiever. De Tonadas zal ik begin 2008 op CD vastleggen. De volksmuziek van Cuba heeft Nin-Culmell verwerkt in zijn 12 Cubaanse dansen.
In 2008 zal het 100 jaar geleden zijn, dat Nin-Culmell werd geboren: een mooie gelegenheid om deze haast vergeten parel van de Spaanse pianomuziek weer te laten schitteren.

13) De Goldbergvariaties van Bach en Metamorphosis van Philip Glass

Aanvankelijk was het niet meer dan een serie korte stukken om de gezant van Rusland in Dresden, graaf Hermann Carl von Keyserlingk, tijdens diens slapeloze uren te laten vermaken door de jonge klavecinist Johann Gottlieb Goldberg, leerling van Johan Sebastian Bach. Inmiddels nemen Bachs Goldbergvariaties BWV 988 allang een plaats in de canon van onontkoombare werken voor klavier.
April 2011 – Jakko van der Heijden, directeur van Zefir Records, het label dat mijn laatste vijf cd’s uitbracht, onthult mij zijn langgekoesterde wens: een cd waarop de Goldbergvariaties (1741) gecombineerd zouden worden met Metamorphosis (1988) van Philip Glass. Voelde ik ervoor om zo’n opname met hem te maken?
Een van de hoogtepunten uit het barokrepertoire naast een klassieker van het minimalisme. Een dalend basmotief, dat aanleiding vormt tot een reeks dansen, canons en virtuoze variaties, die een veelheid aan stemmingen en emoties uitdrukken, versus een serie eenvoudige akkoorden die, met een meditatieve traagheid, veelkleurige muzikale patronen laten ontstaan. Heel verschillende werken, dat wel, maar anderzijds allebei transformaties van een simpel patroon – het ene werk varieert in een hoog tempo op een barokke manier, capricieus, verrassend, gedurfd, het andere doet dat veel voorzichtiger, slaat geleidelijk zijn vleugels uit en opent stapje voor stapje nieuwe vergezichten. Maar er leiden meer wegen naar Rome en beide stukken komen uiteindelijk terug bij hun uitgangspunt.
Mijn eerste reactie op Jakko’s voorstel was terughoudend. Glenn Goulds versie van de Goldbergvariaties maakte op mij als tiener een verpletterende indruk. Een keur van grote pianisten gaf sindsdien hun visie op deze monumentale variatiereeks: Perahia, Sokolov, Schiff, Barenboim en vele anderen. Jakko beaamde dit, maar merkte daarbij op dat evengoed mijn naam in die rij van uitvoerders nog ontbrak. Bovendien zou de combinatie met het werk van Glass ook een andere doelgroep kunnen bereiken: muziekliefhebbers die wellicht voor de complexe techniek van Bach terugschrikken maar voor wie het zeer toegankelijke idioom van Glass het pad zou kunnen effenen naar de kennismaking met de intellectuelere taal van diens collega.
Van jongs af aan is Bach mijn absolute lievelingscomponist. Dikwijls begin ik mijn dag met het spelen van zijn muziek en de Goldbergvariaties staat daarbij vaak op de lessenaar. Het vooruitzicht om mij voor een cd-opname lange tijd met dit magnum opus te kunnen bezighouden (en dat in mijn zestigste geboortejaar!), ging me steeds sterker aantrekken. Ik begon de Goldbergs te studeren en constateerde dat de muzikale en technische problemen overkomelijk waren.
Tegelijkertijd schafte ik Glass’ Metamorphosis aan. Toen ik op een avond in april alle vijf de delen achter elkaar had doorgespeeld, werd er op mijn studiodeur geklopt: mijn beide bovenbuurmeisjes hadden geboeid geluisterd en wilden meteen weten wie deze ‘waanzinnig coole muziek’ had geschreven. Ik begon te geloven dat Jakko gelijk had met zijn combinatie-idee.
De opname van beide stukken heeft inmiddels plaatsgevonden in de Zeeuwse Concertzaal in Middelburg. In oktober 2013 kwam het album uit en sindsdien heb ik het programma veelvuldig uitgevoerd.

14) Rondom Francisco Mignone (1897 – 1986)

Francisco Mignone is beroemd in zijn vaderland Brazilië maar is daarbuiten nog nauwelijks bekend.
Zijn muziek combineert de muziek van Chopin en het Italiaanse belcanto met de Braziliaanse volksmuziek en haar karakteristieke, opzwepende ritmes. In juli 2013 bezocht Marcel Worms Mignone’s weduwe, de pianiste Maria Josephina Mignone in Rio de Janeiro. Zij vormde met de componist een pianoduo en kent Mignone’s muziek als geen ander. Daarna legde Marcel als eerste Nederlandse pianist een groot deel van Mignone’s pianowerk op CD vast  (release vond najaar 2013 plaats). In dit programma komt de muziek van Mignone ruimschoots aan bod, naast werk van diens landgenoot Ernesto Nazareth, die vertegenwoordigd is met een aantal Tangos Brazileiros.
De muziek die Darius Milhaud tijdens zijn verblijf in Brazilië (1917-18) hoorde, inspireerde hem tot zijn Saudades do Brazil voor piano, waarin dat onvertaalbare Braziliaanse begrip Saudade muzikaal wordt verbeeld. Een zwakke poging desondanks: Weltschmerz, spleen, duende…Maar om de Saudade werkelijk te begrijpen moet je hem horen en als je genoeg melancholie en ‘blues’ hebt gehoord, dan is daar de song van Brazilië’s beroemdste componist, Carlos Antonio Jobim: Chega de Saudade ofwel No More Blues.

15) Danzas Caribeñas

De klassieke muziek van Curaçao, onderdeel van ons culturele erfgoed, is in Nederland zo goed als onbekend. Jan Brokkens boek Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin, waarin de grote invloed van Chopin op de Caribische muziek wordt beschreven, heeft dit repertoire al wat meer bekendheid gegeven maar nog niet de brede erkenning die het verdient.

Caribische dansen voor piano met de nadruk op composities uit Curaçao: werk van Jules Blasini, Joseph Sickman Corsen, Robert Rojer, Wim Statius Muller en leden van de muzikale Palm dynastie: Jan Gerard Palm, Rudolf Palm, Jacobo Palm en Albert Palm. Voor een wat breder perspectief wordt het repertoire uitgebreid met muziek uit Cuba (Ignacio Cervantes) en Venezuela (Teresa Carreño).

Diverse werken zijn afkomstig uit het beroemde Curaçaose tijdschrift Notas y Letras en worden voor de eerste keer in Nederland uitgevoerd. Notas y Letras verscheen in de periode 1886-1888 en had een uitstraling in het hele Caribische gebied. Schrijvers, dichters en componisten uit Venezuela, Puerto Rico, Colombia, Santo Domingo en Curaçao publiceerden hun gedichten, novelles en composities in dit culturele tijdschrift.

Op initiatief van de Palm Music Foundation heeft Marcel dit repertoire inmiddels op cd vastgelegd voor het label Zefir Records.

16) ‘De Jaargetijden’ van de Letse componist Peteris Vasks

Peteris Vasks zou getypeerd kunnen worden als de Arvo Pärt van Letland.
Natuur, contemplatie en spiritualiteit vormen belangrijke elementen in beider muziek. In zijn cyclus ‘De Jaargetijden’ (1980 – 2008) beeldt Vasks, in een hoogst persoonlijke muzikale taal, niet alleen het grillige en vaak extreme karakter van de Baltische jaargetijden uit, maar geeft hij ook zijn visie op de relatie tussen mens en natuur – een relatie die hem zorgen baart. Voor Vasks is de bedreiging van de natuur onlosmakelijk verbonden met een moreel verval in de samenleving. Omdat zijn muziek herhaaldelijk de vrijheidsdrang van de Letten uitdrukte, mocht zijn werk tot 1992 (onafhankelijkheid van Letland) niet gespeeld en evenmin gepubliceerd worden.

In de zomer van 2015 bezocht Marcel de componist in Riga. Later dat jaar nam hij ‘De Jaargetijden’ op cd op.

17) ’Inspired by Chopin’

Simon Laks was een joodse landgenoot van Chopin en verhuisde net als deze op jonge leeftijd naar Parijs. Zijn Ballade voor piano schreef hij in 1949 ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van zijn voorganger. De parallelen met de vier Ballades van Chopin zijn opvallend, overigens zonder dat daaruit letterlijk wordt geciteerd. Simon Laks speelde als violist in het kamporkest van Auschwitz en werd daarvan later Kapelmeister.
De muziek van de Nederlandse componist Dick Kattenburg, die in tegenstelling tot Simon Laks Auschwitz niet overleefde, is lange tijd volslagen onbekend gebleven totdat enige jaren geleden een groot aantal partituren boven water kwamen. Hierdoor wordt zijn muziek inmiddels uitgevoerd en is deze op CD is vastgelegd. In mei 2010 is een tweede vondst van composities van Kattenburg gedaan, waaronder een Novelette voor piano. In deze Novelette vallen vooral de overeenkomsten met Chopins muziek op.
De Nocturne wordt algemeen geasscocieerd met Chopin, ook al was hij niet de eerste componist die stukken onder deze titel schreef. Op zijn beurt inspireerde de Nocturne van Chopin in g klein op. 15 nr.3 zijn bewonderaar Robert Schumann tot een serie variaties. Deze Variationen über ein Nocturne von Chopin worden in vrijwel geen enkel boek of artikel over Schumann genoemd. De laatste maten zijn weliswaar door uitgever Breitkopf geschreven – de componist voltooide het werk niet – maar het stuk verdient desondanks een volwaardige plek in Schumanns oeuvre.
De Mazurka’s zijn Chopins composities waarin het volksmuzikale element het duidelijkst naar voren komt. Maar zo cultuurgebonden zijn die Mazurka’s kennelijk ook weer niet want, evenals Chopins Walsen, inspireerden zij in belangrijke mate de muziek van Antilliaanse componisten als Jacobo Palm en Wim Statius Muller. Zij staken Chopin in een Caraïbisch jasje. De geschiedenis van deze verrassende muzikale cross-over wordt uitvoerig beschreven in een boek van Jan Brokken: Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin.
Veel van Chopins muziek heeft een improvisatorisch karakter. Zij lijkt spontaan aan de piano te zijn ontstaan en vandaaruit verder te zijn uitgewerkt. Het is dan ook niet verbazend dat veel musici en componisten in Chopins werk jazz avant-la-lettre meenden te herkennen. De Amerikaanse componist Louis Gruenberg heeft die herkenning muzikaal vormgegeven in een jazzversie van Chopins Wals in cis klein op. 64 nr.1 onder de titel Jazz Masks.
Veel van de in jazz gebruikte akkoorden zijn schatplichtig aan de harmonische taal van Chopin. Die invloed is heel duidelijk te horen in het spel van jazzpianist en -componist Bill Evans. Zijn Waltz for Debby lijkt een Chopin-wals, die vanuit de Parijse salons is verhuisd naar de jazzclubs van New York.

Ook dit programma is inmiddels op cd uitgebracht.

18) Bachs complete Wohltemperierte Klavier

In het seizoen 2019-2020 zal Marcel ca. 30 keer in Nederland het complete eerste boek van Bachs Wohltemperierte Klavier spelen. De Willem Twee Toonzaal in ’s Hertogenbosch nodigde hem uit dit programma te komen spelen en andere podia bleken eveneens geinteresseerd.

Bachs Wohltemperierte Klavier is al zeker twee eeuwen onderdeel van de canon van de Westerse muziek. Niet eerder schreef een componist een cyclus met stukken in alle 24 toonsoorten, elk met een eigen karakter en getuigend van de fantasie, de levensvreugde en de wijsheid van zijn maker. Toch is een complete uitvoering van het eerste boek van dit meesterwerk een vrij zeldzame gebeurtenis. Voorafgaand aan het concert geeft Marcel zelf een inleiding op het Wohltemperierte Klavier.

In de zomer van 2020 nam Marcel het eerste boek van het Wohltemperierte Klavier op cd op.

In zijn boek ‘Het welgetemperd gemoed’ beschrijft filosoof Jos Kessels het rijke emotionele spectrum van Bachs Wohltemperierte Klavier en de impliciete levenslessen die Bach voor ons in petto heeft. Ook voor Marcel  is Bachs cyclus niet alleen een muzikaal meesterwerk maar tevens een spiegel van de ziel. Met Jos Kessels kan Marcel ook een concertlezing aanbieden waarin Jos Kessels vertelt over zijn boek en over de emoties die het luisteren naar Bach kan oproepen. Tussendoor zijn Preludes en Fuga’s uit het Wohltemperierte Klavier te horen.

In het seizoen 2019-2020 begon Marcel met concerten met het tweede boek van het Wohltemperierte Klavier op het programma. Een cd-opname daarvan vond plaats in de zomer van 2021.

19) De minder bekende Beethoven

In het kader van het Beethovenjaar 2020 laat Marcel u graag een programma horen met minder bekend pianowerk van Beethoven. Dat wil zeggen: geen sonates en geen variaties, wel de complete Bagatellen en daarnaast een drietal Rondo’s: in A gr.t. WoO 49 , C gr.t. op.59 nr.1  en G gr.t. op.59 nr.2,  Twee Preludes op.39 door alle toonsoorten , Andante F gr.t. WoO 57 (Andante favori ) en het Menuet in Es gr.t. WoO 82  

20) De minder bekende Mozart en Schubert

Opvallend genoeg horen we van Mozarts pianomuziek meestal een van zijn sonates en van Schubert naast zijn pianosonates vooral de Impromptus, Moments Musicals en de Wandererfantasie. Maar uit de rest van het pianorepertoire van de twee Weense meesters valt met gemak een boeiend programma samen te stellen.

Mozart:

Prelude en Fuga in C gr.t. KV 394  

Adagio b kl.t. KV 540 (ca. 6:00)

Rondo D gr.t. KV 485 (ca. 6:00)

Rondo a kl.t. KV 511 (ca. 10:00)

Menuetto D gr.t. KV 355 (ca.3:00)

Gigue G gr.t. KV 574 (2:00)

Allegro in g kl.t. KV 312 (5:30)

Schubert 

Andante C gr. D.29 (4:00)

Variaties over een thema van Hüttenbrenner D.576 (14:00)

Adagio G gr.t. D.178 (ca. 6:00)

Ungarische melodie D.817 (3:30)

Allegretto c kl.t. D.915 (ca.5:00)

21. Twee tijdgenoten: Christophe Graupner en Johann Sebastian Bach

De klaviermuziek van Graupner is zelden te horen en toch was deze Duitsbarokcomponist bij zijn leven minstens even beroemd als zijn geniale tijdgenoot. Een groot deel van zijn leven werkte hij als kapelmeester bij de landgraaf van Darmstadt. Hij componeerde daar een enorm groot en rijk oeuvre maar voor het overgrote deel bleef dat binnen de muren van het Hof van Darmstadt. Zijn werkgever beschouwde Graupners composities als zijn persoonlijk eigendom. Toen zijn oeuvre begin 19de eeuw eindelijk ontsloten kon worden, was Graupner vrijwel vergeten en zijn stijl – minder polyfoon dan die van Bach en daarmee ook eenvoudiger – al niet meer in de mode. Tijd voor een herwaardering !

Een dubbel-cd met partita’s van Bach en Graupner zal in september 2023 worden uitgebracht

Partita’s van J.S. Bach en Christoph Graupner

1.Christoph Graupner (1683 – 1760)  

Partita in C gr.t. GWV 101  

-Preludium

-Allemande

-Courante I

-Courante II

-Sarabande

-Menuet

-Rigaudon en Rondeaux

2.Christoph Graupner

Partita in c kl.t. GWV 102  

-Allemande

-Courante

-Sarabande

-Rigaudon en Rondeaux

-Gigue

3.Johann Sebastian Bach (1685 – 1750)

Partita nr.2 in c kl.t. BWV 826  

-Grave adagio

-Andante

-Allemande

-Courante

-Sarabande

-Rondeaux

-Capriccio

4.Christoph Graupner

Partita in d kl.t. GWV 104 13’

-Allemande

-Courante

-Sarabande; Double I; Double II

-Menuet

5.Johann Sebastian Bach

Partita nr.6 in e kl.t. BWV 830  

-Toccata

-Allemande

-Corrente

-Air

-Sarabande

-Tempo di Gavotta

-Gigue